Huurwaarborg

 

De verhuurder is logischerwijze bezorgd over zijn woning. Om zeker te zijn dat de huurder geen of niet teveel schade zal aanbrengen, kan hij ter zekerheid een waarborg vragen. Dit is evenwel geen verplichting.

Het bedrag van de waarborg is door de verhuurder vrij te kiezen maar mag niet hoger zijn dan  3 maanden huur.

De huurder kan vrij kiezen uit 3 wettelijk toegelaten mogelijkheden om een waarborg te verstrekken, voor zover de huurovereenkomst dateert vanaf 01.01.2019:

 

1/ Een huurwaarborgrekening

In de meeste gevallen wordt gekozen om het bedrag van de huurwaarborg op een rekening te storten. Dit dient een geïndividualiseerde rekening te zijn die enkel dient voor de huurwaarborg. De bank zal daartoe speciaal een rekening openen op naam van de huurder.

Het komt soms voor dat de waarborg gestort wordt op een rekening van de verhuurder.Dat is niet correct  In dat geval is de verhuurder intrest verschuldigd (gemiddelde marktintrest). De huurder kan in dat geval ook beslissen dat deze betaalde waarborg plus intresten als huurgelden beschouwd dienen te worden. Uiteraard zal hij dan nog de waarborg op een geïndividualiseerde rekening dienen te plaatsen.

De waarborg wordt teruggeven na het einde van de huur, op voorwaarde dat er geen huurschade is. Is er wel huurschade, dan wordt dit bedrag in mindering gebracht.

Of er huurschade is of niet zal blijken uit de vergelijking tussen de plaatsbeschrijvingen die bij intrede en uittrede opgesteld werden.

 

2/ Een zakelijke zekerheidsstelling

Het is mogelijk dat via de bank een zekerheid wordt verschaft aan de verhuurder in plaats van geld te storten op een rekening. Kapitaalkrachtige huurders met beleggingen, obligaties e.d. kunnen dit via hun bank vragen. De verhuurder is dan zeker dat als er schade wordt veroorzaakt, dat er gelden zijn om hem te vergoeden.

 

3/ Een bankwaarborg via het OCMW

Het OCMW, indien akkoord, zal de huurwaarborg voorschieten.

Zij zal dan met een bank een overeenkomst sluiten om het geld te lenen.

 

4/ Borgstelling

Indien de verhuurder akkoord gaat kan de huurder ook kiezen voor een borgstelling.

Dit houdt in dat andere personen (of een rechtspersoon) verklaren dat zij, ingeval van schade, hiervoor zullen instaan.

Stel dat de huurder over weinig inkomsten beschikt maar diens ouders welstellend zijn, dan kunnen de ouders zich borg stellen. Dit wordt in de overeenkomst vermeld en de borgsteller ondertekent mee. De verhuurder heeft dan voldoende zekerheid dat de eventuele schade kan worden vergoed.

 

*

De huurwaarborg – de rekening, de zekerheid of de waarborg - kan enkel maar worden vrijgegeven na akkoord van huurder en verhuurder dan wel na vonnis van de Vrederechter. Komen partijen niet tot een oplossing, dan zal de Vrederechter dus hierover dienen te beslissen.

De verhuurder dient rekening te houden met een verjaringstermijn van 1 jaar na einde van de huurovereenkomst om de waarborg in zijn voordeel te vorderen.

 

Voor huurovereenkomsten vóór 2019 zijn de regels lichtjes anders. Deze kunnen sedert 01.01.2019 niet meer gevestigd worden omdat sedert dan de bovenstaande regels van het Woninghuurdecreet van toepassing zijn.